Als je bloot wordt gesteld aan gevaar, heb je meestal een primaire reactie. Je sympathische zenuwstelsel wordt dan geactiveerd en je komt in een vecht-, vlucht- of bevries-modus (de bekende drie V’s). Nu is werkelijk gevaar iets dat weinig meer voorkomt in onze overgeorganiseerde samenleving. Toch zien we dat je deze primaire reactie nog vaak vertoont in allerlei situaties.

Hoe komt het dat je nog steeds primair reageert, terwijl er geen direct gevaar is? En hoe kun je anders omgaan met dit soort situaties? De vierde ‘V’ kan hier soelaas bieden.

 

De macht van de conditionering

De primaire reactie van de drie V’s kennen we allemaal uit de natuur. Dieren vertonen deze reactie als ze in direct gevaar verkeren. Ze vallen de belager aan, vluchten ervoor of brengen hem in verwarring door te bevriezen. Dit zijn duidelijk overlevingsstrategieën die hen moeten beschermen tegen de dreiging van een roofdier.

Mensen vertonen soortgelijke reacties in vergelijkbare situaties. Ook als mens gebruik je overlevingsstrategieën, wanneer je in gevaar verkeert. We leven echter in een maatschappij waar dit relatief weinig voorkomt. In onze beschermende samenleving kom je niet snel omstandigheden tegen die levensbedreigend zijn.

Toch laten we vaak een vecht-, vlucht-, of bevries-reactie zien, ook al zijn de omstandigheden niet gevaarlijk. Hoe komt dat?

Wanneer je ergens in het verleden in een situatie terecht bent gekomen, die je als bedreigend hebt ervaren, ook al stond daarbij niet je leven op het spel, heb je daarin moeten kiezen voor een manier om jezelf te beschermen. Misschien werd je als kind geslagen door één van je ouders en koos je ervoor om te bevriezen. Zo zorgde je ervoor dat er geen aanleiding was om geslagen te worden. Of misschien werd je als kind op een passieve manier verwaarloosd en vroeg je daarom luidruchtig om aandacht. Je besloot te vechten om in je behoeften te voorzien.

Het vreemde echter is dat je in je volwassen leven deze reactie blijft geven in situaties die lijken op degene die jij hebt meegemaakt, maar die feitelijk niet met dezelfde dreiging gepaard gaan. Jouw vecht- vlucht- of bevries-reactie toont zich dan meestal in een mildere of afgeleide vorm. Met andere woorden, je reageert nog op een vergelijkbare manier als in de bedreigende omstandigheid van vroeger, terwijl deze er nu feitelijk niet meer is. Wanneer een ander jou benadert op een manier die jij meent te herkennen als de dreiging van toen, schiet je in één van de drie v’s. Hier is dan duidelijk sprake van een geconditioneerde reactie.

 

Van primaire reactie naar voelen

Hoe kun je dan een primaire reactie in een situatie waarin geen feitelijk gevaar dreigt, omzetten in een reactie die passend is voor de gegeven context?

Het antwoord hierop is betrekkelijk eenvoudig. Kijk opnieuw en voel opnieuw.
Dat betekent wel dat je de impulsieve reactie van vertrekken, de strijd aangaan of verstarren even moet parkeren. Als deze zich voordoet, registreer dan dat hij er is en besluit terplekke dat je er geen gehoor aan geeft. Want ergens weet je dat er geen werkelijk gevaar dreigt. Dit zal, zeker in het begin, enige oefening vergen.

Lukt het je om je primaire reactie ‘on hold’ te zetten, dan ontstaat er ruimte voor iets anders. Je kunt je bijvoorbeeld de vraag stellen: ‘Wat is het ergste dat er nu zou kunnen gebeuren?’. Wanneer je deze vraag een aantal keren herhaalt, blijkt meestal dat er niets of niets ernstigs aan de hand is. Dat jij niet wordt blootgesteld aan het gevaar dat je dacht dat er was. Of dat het gevaar niet zo ernstig is als het leek. Zo kun je je conditionering doorbreken.

Er komt nu ruimte om opnieuw te kijken naar wat de situatie werkelijk is en opnieuw te voelen wat dit op een diepere laag met je doet. Door te voelen voorbij de primaire reactie kun je een respons geven die passender en adequater zal zijn. In plaats van te willen vechten, vluchten of bevriezen, zul je wellicht een andere beweging in jezelf waarnemen of een bepaald verlangen voelen.

Hier doet de vierde ‘V’ zijn intrede. Door contact te maken met een dieper verlangen dan te willen vertrekken, de strijd aan te gaan of te verstarren, maak je een diepere verbinding met jezelf. Je gaat voelen wat je werkelijk wilt in plaats van alleen te overleven. Jouw overlevingsstrategieën maskeren slechts dit verlangen en weerhouden je ervan om dat te ervaren wat jou ten diepste drijft: verbinding.

 

De vrijheid van verbinding

Dat gaat in de eerste plaats om de verbinding met jezelf. Wanneer je een goede verbinding hebt met jezelf – je voelt wat er in jou leeft -, zul je in staat zijn om een reactie te geven die past bij wat jij op dat moment nodig hebt. Je overstijgt de disproportionele reactie van de overlevingsstrategie en bent in staat een adequate respons te geven op de ontstane situatie. In termen van het bedreigde kind in jou, word je nu volwassen. Je neemt verantwoordelijkheid voor jouw behoefte en zorgt dat daarin voorzien wordt of voorzien kan worden.

In tweede instantie gaat het om de verbinding met de ander. Wanneer je een goede verbinding hebt met jezelf, kun je ook een goede verbinding leggen met je medemens. Je kunt communiceren wat je voelt en wat je wilt vanuit een ruimte die vrij is van conditioneringen. Er is geen drang dat er vanuit de gegeven situatie iets móét gebeuren. En zeker niet dat de ander daarvoor moet zorgen. Zelfs al voel je nog steeds de neiging primair te reageren – terwijl je daar dus geen gehoor aan geeft -, dan kun je de ander laten weten dat je dit voelt. Dit zal een eventuele confrontatie meteen ontzenuwen.

Nu kan het zijn dat de ander een geconditioneerde reactie laat zien. In dat geval is de ander afgesneden van zijn eigen verbinding. Je kunt dan proberen de ander bij de verbinding met zichzelf te brengen, als hij/zij daar voor open staat. Je kunt laten zien dat je oog hebt voor zijn/haar gevoel of behoefte. Door jouw neutrale en rustige reactie kan de ander gerustgesteld worden dat de vermeende dreiging niet werkelijk aan de orde is. Is de ander tot rust gekomen en ook in die vrije ruimte aangeland, dan is de weg geëffend voor een vrij contact. Niets staat nu nog een waarachtige verbinding met elkaar in de weg.

Met andere woorden, in plaats van een situatie te lijf te willen gaan (vechten), te willen verlaten (vluchten) of niet te willen voelen (bevriezen), zal het omarmen van de gegeven omstandigheid jou uit de overlevingsmodus halen. Wanneer je verbinding maakt met de ontstane situatie, zelfs al voel je daarin nog je conditionering, zul je vrijheid ervaren. Een goede verbinding met jezelf zal vrijheid bewerkstelligen in jezelf. En een goede verbinding met de ander zal vrijheid bewerkstelligen in het contact met de ander.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Share This